Hoofdstuk 6. Het Debian installatiesysteem gebruiken

Inhoudsopgave

6.1. Hoe het installatiesysteem werkt
6.1.1. Het grafische installatiesysteem gebruiken
6.2. Voorstelling van de componenten
6.3. Individuele componenten gebruiken
6.3.1. Het instellen van het installatiesysteem van Debian en het configureren van de hardware
6.3.2. Gebruikers en wachtwoorden instellen
6.3.3. De klok en de tijdzone instellen
6.3.4. Schijfindeling en selectie van aankoppelpunten
6.3.5. Installatie van het Basissysteem
6.3.6. Aanvullende software installeren
6.3.7. Zorgen dat uw systeem kan worden opgestart
6.3.8. De installatie afronden
6.3.9. Probleemoplossing
6.3.10. Installatie over netwerk-console
6.4. Ontbrekende firmware laden
6.4.1. Een medium voorbereiden
6.4.2. Firmware en een geïnstalleerd systeem
6.4.3. Het geïnstalleerde systeem voltooien
6.5. Aanpassingen maken
6.5.1. Een ander init-systeem installeren